De naam 'Dender-leeuw'
De oudst gekende verwijzing naar Denderleeuw is terug te vinden in een oorkonde van de abdij van Dielegem (Jette) uit 1146. Een kerkelijk document dus, waarin de altaarrechten van de kerk van Lewe worden toegewezen aan de abdij van Dielegem.
Volgens sommige geleerden, waaronder de eminente toponymist Maurits Gysseling, stamt de naam af van het Germaanse woord hlaiwa, wat heuvel of grafheuvel betekent. Dat komt ook overeen met de geografische werkelijkheid, want de dorpskern rond de kerk is gelegen op een kleine verhevenheid boven de Dendervallei. Volgens anderen zou de naam Denderleeuw afgeleid zijn van het Keltisch, meer bepaald van de termen l'aiwe of l'eeuwe, die kunnen vertaald worden als water.
De naam Dender kwam er pas een eeuw later bij. Opnieuw in een oorkonde van Dielegem (1244) heeft men het dit keer over Leeuensis super Teneram, vooral om een onderscheid te maken met die andere Leeuwen zoals Sint-Pieters-Leeuw. De naam Dender dateert volgens de etymoloog Albert Carnoy van 966. Toen dook voor het eerst de term Tanara op, dat afgeleid zou zijn van het Keltische woord tanaros, wat bruisend of snel vliedend betekent.
De oudste vondsten
Door zijn zeer gunstige ligging aan de Dender en zijn vruchtbare gronden gaat men ervan uit dat Denderleeuw al zeer vroeg bewoond moet geweest zijn. Archeologische vondsten bevestigen dat ook. Vooral in de gehuchten Huissegem en Leeuwbrug, algemeen beschouwd als de bakermat van de gemeente, werden silex-werktuigen gevonden uit het Steentijdperk. Onze voorouders konden hier dan ook optimaal leven. Er was de visvangst op de Dender, de jacht in de bossen en veeteelt langs de vruchtbare Denderoevers. Naar het einde van het Neolithicum (ca. 2000 voor Christus) waren de eerste landbouwtechnieken goed verspreid in de Denderstreek. Voor het overige is over deze eerste nederzettingen in Denderleeuw weinig of niets geweten, ook al door een gebrek aan geschreven bronnen.
Pax Romana
Zelfs de komst van de Romeinen, net voor het begin van onze jaartelling, kan daar niets aan verhelpen. Aangenomen wordt dat onze regio in de Romeinse periode lang kon genieten van de Pax Romana en dat de mensen hier zich nog meer gingen toeleggen op landbouw en veeteelt. Het valt de Romeinen echter steeds moeilijker om de grenzen van hun imperium te verdedigen. De grote volksverhuizingen van Germaanse stammen vanaf het einde van de 4de eeuw, op hun beurt voortgestuwd door de plundertochten van Attila en zijn Hunnen, luiden de ondergang van het West-Romeinse rijk in.
De Franken
Vanaf de 5de eeuw kwamen de Franken zich in onze regio vestigen. Plaatsnamen zoals Huissegem, Malegem, Iddergem en Bakergem bevestigen dit ook. Het achtervoegsel -gem is immers afkomstig van het Germaanse inga-haim, wat zoveel wil zeggen als woonplaats van de lieden van... Meestal wordt het voorafgegaan door de naam van het stamhoofd of de leider van de nederzetting. Huissegem bv. is dan de woonplaats van de lieden van Huzingo volgens Gysseling (Huzingo-inga-heim). Voor het overige zijn er echter nog steeds geen documenten of overblijfselen uit die lange Merovingische en Karolingische periode voorhanden waardoor we iets meer te weten kunnen komen over de levenswijze van deze volkeren. Vermoedelijk vanaf de 7de eeuw werden de bewoners van de Denderstreek gekerstend en werden in de dorpen kerken gebouwd.
Het grafschap Vlaanderen
Door de ontbinding van het West-Frankische rijk in de late 9de eeuw kwam het graafschap Vlaanderen aan zet in de Denderstreek. Dat ontwikkelde zich dankzij het machtige gravengeslacht van de Boudewijns in feite tot een efficiënt ingerichte staat met een sterk centraal gezag. De ontbossing van de regio kreeg een aanvang en onvruchtbare gronden werden gecultiveerd. Zo ontstonden vanaf de 11de-12de eeuw nieuwe landbouwexploitaties die de naam van de pas ontgonnen velden meekregen. Getuigen hiervan zijn onder andere het Huissegemveldeken, het Arendsveld, het Lindeveld,...
De heren van Liedekerke
Vanaf het einde van de 12de eeuw vormden Denderleeuw en Liedekerke samen één heerlijkheid. De heren van Liedekerke, verwanten van het machtige en befaamde geslacht Van Gavere, bestuurden hun gebied vanuit het kasteel (zie pentekening) dat gelegen was tussen de oude en nieuwe Dender (naast het RVT Sint-Raphaël in de huidige Kasteelstraat).
Zowel Denderleeuw als Liedekerke behielden hun eigen baljuw en meier, die door de heer aangesteld werden om zijn belangen te verdedigen. In beide dorpen samen was er evenwel slechts één schepenbank, bestaande uit zeven leden - vier uit Denderleeuw en drie van Liedekerke - terwijl de burgemeester steeds een Denderleeuwenaar was. De eerste burgemeester van Denderleeuw heette Jan Van De Steen (1559).
Ondertussen was de heerlijkheid in 1447 overgegaan naar het Huis Vilain, waarna het in 1627 in handen kwam van het Huis Van Boussu.
Oorlogen en epidemieën
In de 16de, 17de en 18de eeuw wordt heel Europa geteisterd door godsdienstoorlogen en successieoorlogen. Ook het Land van Aalst werd meermaals onder de voet gelopen door verschillende legers (Spanjaarden, Hollanders, Fransen). In Denderleeuw was vooral het kasteel de inzet van de strijd. De bevolking werd in deze periode niet alleen getroffen door oorlogsgeweld en opeisingen, maar ook door vernietigende pestepidemieën.
Na de Spaanse overheersing (vanaf 1585), onderbroken door kortstondige Franse bezettingen, kwamen de Zuidelijke Nederlanden in 1713 in Oostenrijkse handen. De tweede helft van de 18de eeuw leek onze streken een periode van vrede te brengen, maar uiteindelijk kwam de bevolking in opstand tegen de hervormingen van de verlichte keizer Jozef II. Tijdens de Brabantse Omwenteling in 1789 werden de Oostenrijkers verjaagd, maar een goed jaar later grepen ze opnieuw de macht. Niet voor lang, want in 1795 werden onze gewesten bij Frankrijk ingelijfd.
Franse overheersing
De Franse overheersing betekende het einde van het feodale stelsel: de middeleeuwse bestuurlijke en rechterlijke instellingen werden opgeheven, de oude gewoontewet werd vervangen door een eenvormig wetboek. Het betekende ook de definitieve splitsing van Denderleeuw en Liedekerke. De Fransen deelden Denderleeuw in bij het Scheldedepartement, dat later de provincie Oost-Vlaanderen zou worden, en Liedekerke bij het Dijledepartement. Het eens roemruchte kasteel van Liedekerke was inmiddels in verval en werd tijdens de Franse Revolutie met de grond gelijk gemaakt.
In oktober 1798 brak de Boerenkrijg uit, als protest tegen de afschaffing van de katholieke godsdienst en tegen de verplichte legerdienst van alle mannen tussen 20 en 25 jaar. De opstand werd echter bloedig onderdrukt, ook in onze contreien.
Eind 1799 achtte Napoleon Bonaparte zijn tijd gekomen. Hij nam de macht over en zwaaide hier de plak tot 1815. Al in 1800 kondigde hij een nieuwe grondwet af, waardoor iedere gemeente een burgemeester en een gemeenteraad kreeg. Na de definitieve nederlaag van Napoleon in 1815 hoorde ons land bij het Koninkrijk der Nederlanden, tot het in 1830 een onafhankelijk koninkrijk, België, werd.
Komst van de trein
Belangrijk voor onze regio en voor Denderleeuw was de kanalisatie van de Dender in 1865 en de bouw van de brug tussen Denderleeuw en Teralfene, iets later voorzien van een sas. Een gouden tijd voor de schiptrekkers brak aan.
Maar van nog groter belang voor onze gemeente was de bouw van het eerste station in 1854 (zie ontwerptekening van architect JP Cluysenaer). De evolutie van boerendorp naar dichtbevolkte en verstedelijkte woongemeenschap is immers grotendeels te danken aan de spoorweg, die vanaf de tweede helft van de 19de eeuw voor een sociaal-economische omwenteling zorgde.
Vanaf 1854 werden verschillende spoorlijnen aangelegd die Denderleeuw doorkruisen: de lijnen Brussel-Gent (1854), Aalst-Denderleeuw-Ninove-Geraardsbergen (1855), Brussel-Denderleeuw (1856), Kortrijk-Denderleeuw (1868), Brussel-Gent-Oostende (1910-1930). Gedurende de Eerste Wereldoorlog deed het station dienst als eindstation naar het front en werd het enorm uitgebreid. Wegens zijn strategische ligging werd het op 9 november 1918 gebombardeerd, waardoor het stationsgebouw en al de omliggende huizen totaal vernield werden. Het kon niet weerhouden dat Denderleeuw verder uitgroeide tot een van de belangrijkste spoorwegknooppunten van het land. Zeker nadat in 1954 de lijn Brussel-Gent geëlektrificeerd werd, gevolgd door de andere verbindingen. De laatste stoomtrein spoorde trouwens op 20 december 1966 tussen de stations Ath en Denderleeuw.
Pendelgemeente
Het huidige stationsgebouw dateert van 1962. De tunnel onder de sporen en de pendelparking werden gerealiseerd in 1982. Al deze zaken hebben ertoe bijgedragen dat het station van Denderleeuw vandaag een van de drukste van Oost-Vlaanderen is, waar dagelijks zo'n 11.000 pendelaars de trein nemen.
De gunstige treinverbindingen en goede spoorvoorzieningen bezorgen Denderleeuw ook vandaag nog een grote aantrekkingskracht als verblijfsgemeente voor de talrijke forenzen. De bevolkingsexplosie sinds het midden van de 19de eeuw is dan ook immens. Telde Denderleeuw rond 1830 net geen 2000 inwoners, dan steeg het bevolkingscijfer gestaag naar circa 2800 in 1890, 4300 in 1910, bijna 7000 in 1940, zo'n 9000 in 1960 tot 11.500 inwoners (d.i. enkel in de deelgemeente Denderleeuw) vandaag. De bevolkingsdichtheid in de stationsbuurt is bijgevolg enorm. Ook verderaf hebben de meeste oudere boerenwoningen plaats moeten maken voor nieuwe woonwijken om de forenzen te huisvesten.
Een ding is zeker: Denderleeuw is en blijft een gemeente in beweging.