De meeste huurovereenkomsten bepalen dat de huurder een huurwaarborg geeft. Deze wordt niet opgelegd bij wet. Zij is dus niet verplichtend, behalve indien de overeenkomst het voorziet. De waarborg beschermt de verhuurder, in geval de huurder gedeeltelijk of geheel in zijn plichten te kort schiet.
Hoe?
De wet van 25 april 2007 beschrijft drie vormen van huurwaarborg:
-
Een waarborg die wordt gestort op een geïndividualiseerde rekening op naam van de huurder.
In dit geval mag de waarborg niet meer bedragen dan een bedrag gelijk aan 2 maanden huur. De waarborg moet dus verplichtend bij een financiële instelling worden geplaatst, op een geblokkeerde rekening, op naam van de huurder. Wanneer de verhuurder in bezit is van de waarborg en nalaat deze op een geblokkeerde rekening te plaatsen, dan is hij aan de huurder de gemiddelde marktrente op de waarborgsom verschuldigd. Wanneer de verhuurder in gebreke blijft, zelfs na een aanmaning van de huurder, dan is hij vanaf deze aanmaning de wettelijke intrest op het bedrag van de waarborg verschuldigd.
-
Een bankwaarborg die het de huurder mogelijk maakt de huurwaarborg in schijven te betalen.
In dit geval garandeert een financiële instelling het totale bedrag van de waarborg van bij het afsluiten van de huurovereenkomst. De huurder verbindt er zich toe om gedurende de duur van de overeenkomst, met een maximumduur van drie jaar, deze waarborg samen te stellen door middel van maandelijkse afbetalingen. De huurder is aan de financiële instelling geen enkele rente verschuldigd, terwijl deze instelling van haar kant de huurder pas rente zal uitkeren vanaf de dag dat de waarborg volledig is samengesteld.
De huurder is verplicht om de aanvraag voor een bankwaarborg in te dienen bij de financiële instelling waar hij zijn rekening heeft en waar zijn beroeps- of vervangingsinkomsten worden gestort. De financiële instelling kan de waarborg niet weigeren omwille van de kredietwaardigheid van de huurder. De waarborg mag ook niet hoger liggen dan een bedrag gelijk aan 3 maanden huur.
-
Een bankwaarborg ten gevolge van een standaardcontract tussen het OCMW en een financiële instelling.
Het OCMW dient hiertoe een verzoek in te dienen bij de financiële instelling. Ook in dit geval mag de waarborg maximum een bedrag gelijk aan 3 maanden huur omvatten.
In een bijlage bij het Koninklijk Besluit van 4 mei 2007 genomen in uitvoering van artikel 10, § 1, laatste lid, van de huurwet, is een standaardformulier vastgelegd. Met dit formulier kunnen de financiële instellingen ten aanzien van de verhuurders bevestigen dat de huurwaarborg toegekend is, ongeacht de manier waarop deze waarborg wordt gevormd.
Bij het einde van de huurovereenkomst worden de waarborg en de intresten overgemaakt aan de huurder, voor zover hij al zijn verplichtingen nakwam.
De financiële instelling mag de waarborg slechts terugbetalen op voorlegging van:
-
een schriftelijk akkoord van de huurder en de verhuurder opgemaakt na het beëindigen van de huurovereenkomst. Dit akkoord mag een brief zijn of een speciaal formulier, te verkrijgen bij de bankinstelling en het moet ondertekend zijn door beide partijen;
-
hetzij een afschrift van een rechterlijke beslissing.
Meer informatie
Voor meer informatie kan je contact opnemen met uw financiële instelling.